Visual Studio heeft een handige functie voor het uitvoeren van opdrachten voor of na het bouwen. Dit kan worden gebruikt om een deel van uw ontwikkelingsproces te automatiseren, zoals het binnenhalen van afhankelijkheden tijdens de prebuildfase of het verzenden van buildartefacten naar ontwikkelomgevingen.
Opdrachten voor pre- en post-build instellen
Klik vanuit Visual Studio met de rechtermuisknop op het project en klik op 'Eigenschappen'.

Vervolgens vind je onder 'Gebeurtenissen bouwen' de bedieningselementen voor het instellen van de opdrachten die voor en na de build worden uitgevoerd. Dit is een standaard CMD-prompt, dus als u Powershell- of Bash-opdrachten wilt uitvoeren, moet u respectievelijk Powershell of WSL starten en dit in een script doorgeven.
Merk op dat dit commando wordt uitgevoerd in de directory van de build-artefacten. Dit kan variƫren afhankelijk van uw configuratie, maar het is over het algemeen
project/bin/ProfileName/. U moet relatieve verwijzingen toevoegen om opdrachten in hogere submappen uit te voeren.

Onderaan kunt u enkele bedieningselementen instellen voor de opdracht na het bouwen. Als u niets wilt doen met een mislukte build, stelt u dit in op "Bij succesvolle build", en als u geen dubbele builds wilt verzenden, stelt u dit in op "Wanneer de build wordt bijgewerkt".
Als u op "Bewerk na het bouwen" klikt, ziet u een venster met alle variabelen die u aan uw script kunt doorgeven.